In het Andesgebergte zag ik ze verschilende keren tussen het gebladerte zitten. Soms actief en veel lawaai makend, soms heimelijk, nieuwsgierig om zich heen kijkend. Maar ik kon ze altijd horen aankomen vliegen. Hun harde vleugel geklapper was onmiskenbaar en verried hen als ze zich verplaatsten in de bovenste lagen van de bomen.